27 jun 2019

Gedichten geïnspireerd op Long in the Tooth

door Yentl van Stokkum

Foto: Nick Chesnaye

Yentl van Stokkum (1991) is dichter, toneelschrijver en maakt onderdeel uit van de redactie van online platform Hard//hoofd. Geïnspireerd op de tentoonstelling Long in the Tooth van Josse Pyl maakte ze drie gedichten, die ze voordroeg tijdens de afgelopen editie van de Curieuze Club op 18 juni.

I

je legt me uit hoe ik je kan lezen als een blinddruk
je huid vertelt me sterke verhalen
ik ben bang om ze te lezen
weet bij voorbaat dat ze niet zijn waar ik naar verlang
ik lees ze
ze gaan maar door

centraal in ieder verhaal staat het moment waarop iemand in slaap valt
even weet hoe het is om niet te bestaan
centraal in ieder verhaal staat 
de leegte de verschrikkelijke beklemmende beangstigende alles omvattende nietszeggende gevoelsarme uitzichtloze en uitzonderlijk zachte en dus aanlokkelijke leegte                                                                                                                       
ik lees het moment waarop ik er niet ben
en hoe alle waarachtige verhalen eindigen zonder clou

ik laat mijn vingers keer op keer over jouw huid gaan
hier wordt geen afdruk achter gelaten
ik kan iedere dag opnieuw beginnen
ik begin iedere dag opnieuw
word er zwartgallig van
besluit op stilte-retraite te gaan

wanneer ik terug ben bedek ik je met gebeden 
ik bid voor een gelukkig einde
ik bid om jaartallen die mij iets vertellen over een gelukkig einde
en om een reden
ik wikkel je in mijn favoriete woorden
teder
troostrijk
azuur
swagger
etc
ik ga door tot het op is
maar je hebt nog lichaam over
ik knip mijn haar af en ga op weefcursus
dit zijn de manieren waarop ik mezelf herhaal
het is vermoeiend
ik omwikkel je dag na dag
tot ik je compleet heb bedekt
ga naast je zitten en wacht
mijn vingertoppen jeuken

dit is geen einde het is hongerig

II

je trekt mijn bek open vertel me dan nu wat je eraan ontleent
aan mijn tanden is te zien dat ik een ongezond kind was dat te veel in haar hoofd heeft geleefd
aan mijn tong dat ik te veel inslik
mijn kaak is te klein voor mijn kiezen
ik ben ongeschikt en met name te

ik vind dat je onverantwoord met taal omgaat is dat je al eens eerder gezegd
na een lange inspectie mag ik mee naar huis

de kamers waarin we wonen verf ik wit zodat je eindelijk rust ervaart
ik breng onze meubels naar de kringloop zodat er ruimte ontstaat voor jouw gedachten
die malen en malen als een gebedsmolen
ik probeer overal betekenis aan te geven
met wit krijt schrijf ik schunnige dingen op onze witte muren
misschien dat ze leesbaar zijn als de zon op de juiste manier binnenvalt
maar de zon valt nooit op de juiste manier binnen en voor jou is al het wit gelijk

daarnaast probeer ik je uit te leggen dat wit een achromatische kleur is
ik probeer je uit te leggen hoe wit wordt waargenomen bij een gelijkmatige vermenging
van de frequenties van alle verschillende kleurtinten van het zichtbare spectrum
ik begrijp het zelf amper
ik probeer je te prikkelen
ik probeer te veel

we ademen wit in de witte ruimte met de witte woorden
we geven er geen betekenis aan terwijl alles tussen ons in verstrijkt
witte muren vergelen niet
ik zeg 
witte muren komen dichter bij God dan een glas-in-lood-raam
ik zeg dat mijn woorden zuiver zijn
dat het te maken heeft met mijn oprechtheid
ik spreid mijn handen alsof ik voor een parochie spreek
in taal die al eeuwen lang van mond tot mond 
zwerft
jouw stilte is net als de muren
wit

ik zeg niet dat de stilte goed is
ik noem haar niet heilig
de stilte is stil en open

ik leg overal een nieuw begin neer 

III

dit is de laatste keer
zeg ik
zoals ik iedere keer iets voor het laatst verklaar
merk je al hoe alles wat ik zeg traag aan waarde verliest
dit doe ik altijd
en je vindt het mooi hoe open ik ben en noemt me per ongeluk naïef
er is veel dat ik kan vergeven 

we gaan op vakantie
we laten elkaars verjaardagen op onze oogbollen tatoeëren
opdat we ze nooit hoeven te vergeten

we leren hoe we in elkaars ritme kunnen bewegen
we zijn verbonden het is een vloek 
we zijn gelukkig
we liegen nooit
in ieder geval niet tegen elkaar
we maken elkaars zinnen af tot we amper nog spreken
er zijn codes die we volgen
patronen en 
wat kennen we elkaar toch goed
wat zijn we ongelooflijk
hoe we alles begrijpen

we zijn zo gestileerd dat onze moeders ons niet meer herkennen
we worden steeds exclusiever
het is wonderbaarlijk en echt

ik ben nog nooit zo eerlijk geweest
moet je weten

we zijn verbonden door tedere
tengere lijnen 

we communiceren als mieren
we dragen elkaar
als mieren
het is ongelooflijk
hoe we elkaar kunnen dragen

ik had verwacht dat het zwaar zou zijn
maar we worden steeds kleiner
en lichter

tot we niet meer zijn dan patronen