Een voorproefje uit het KOE DOET BOEK, waarin de KOE verschillende vrienden om een weigering tot bijdrage vroeg. Ook de Nederlandse cabaretier Micha Wertheim weigerde beleefd maar omstandig.
Vier de verjaardag van de KOE in de Brakke Grond
Op vrijdag 31 mei bieden we bezoekers van de voorstelling ACHTER/AF na afloop van de voorstelling een glas cava en een stuk taart aan. Constant Meijers en Wim Helsen komen hun weigering tot b
Compagnie de KOE viert haar dertigste verjaardag met KOE DOET BOEK. Een boek, met daarin een voorstelling – een boekvoorstelling dus – over een theatergezelschap dat een boek wil maken. De compagnie vroeg vrienden als Ivo van Hove, Barbara Van Lindt, Stefaan Van Brabandt en Kommilfoo om een weigering tot bijdrage. Ook de Nederlandse cabaretier Micha Wertheim weigerde beleefd maar omstandig. Lees hier de voorpublicatie.
Micha Wertheim
Beste Willem, Natali en Peter,
Wat vriendelijk dat jullie aan mij denken om een bijdrage te leveren aan jullie jubileumboek. Het klopt inderdaad dat ik een bewonderaar van jullie werk was.
Toen ik voor de NRC een groot stuk mocht schrijven over Compagnie de KOE heb ik speciaal een paar zinnen in opgenomen die perfect geschikt waren voor jullie publiciteitsmedewerker om los te knippen en te gebruiken om meer publiek te trekken.
Ik wilde dat meer mensen kennis konden maken de voorstellingen die ik gezien had. Ik was zelf vrij laat met het ontdekken van jullie werk en gunde het meer mensen kennis te maken met de KOE.
Een week nadat mijn stuk in de krant had gestaan, zat ik weer in de zaal bij jullie voorstelling HelloGoodbye, en opnieuw werd ik geraakt door de aarzelende manier waarop jullie de voorstelling opbouwden.
Het zal niet voor iedereen gelden, maar voor mij is het heel belangrijk om te zien dat de makers van een voorstelling zelf ook moeite moeten doen om te geloven dat wat ze maken bestaansrecht heeft. ‘Jezelf mee het podium op nemen’, heet dat, geloof ik.
Drassige grond
Om dezelfde reden ben ik altijd een beetje bang voor het gebruik van metaforen. Metaforen zijn vaak heel helder, helderder dan wat je eigenlijk probeert te zeggen. Dat is precies het probleem ervan. Wie een metafoor gebruikt, gaat ervan uit dat de ander snapt waar die metafoor voor staat. Maar als die ander dat al snapt, waarom zou je dan de metafoor nog gebruiken? Waarom iets verhelderen voor iemand die blijkbaar al aanvoelt wat je wilt verhelderen?
Toch wil ik een metafoor gebruiken om uit te leggen waarom ik zo hecht aan die aarzelende manier van formuleren en construeren van jullie. De metafoor drong zich op toen je mij vroeg een bijdrage te leveren aan jullie jubileumboek, en nu weet ik niet zo goed meer hoe ik hem achterwege zou kunnen laten.
Jullie aarzelingen, het voortdurend problematiseren van wat jullie maken, zijn voor mij de heipalen die nodig zijn om iets te bouwen op drassige grond. Die drassige grond, dat ben ik. Blijkbaar ben ik niet in staat om in een voorstelling te geloven als de makers van die voorstelling niet toegeven dat ze dat zelf ook maar moeilijk kunnen.
Het is geen verdienste van de drassige grond dat er heipalen nodig zijn om erop te kunnen bouwen. Het is eerder een gebrek. Een tekort aan voorstellingsvermogen, waardoor ik mijzelf niet zonder meer kan overgeven aan een voorstelling. Het is door mijn gebrek aan een stevige fundering dat ik dat getwijfel en geaarzel van jullie nodig heb om in iets te kunnen geloven.
Blijkbaar wil ik in iets geloven, want waarom zou ik anders een theaterzaal binnen stappen? Maar zodra ik in de zaal zit, staat het mij meteen allemaal tegen. De gedachte dat ik naar een toneelstukje ga zitten kijken van mensen die doen alsof ze iemand anders zijn. Terwijl, als dat mij zo tegenstaat, ik er ook gewoon voor zou kunnen kiezen om iets anders met mijn tijd te doen. Zoals de meeste mensen.
Dat ik jullie in mijn stuk in de NRC complimenteerde met de manier waarop jullie theater maken was, als ik er nu op terugkijk, vooral een manier om mijn eigen gebrek aan overgave en verbeeldingskracht te maskeren.
Kijk, zei ik, deze mensen kunnen een gebouw neerzetten op drijfzand. En daarom is dat gebouw de moeite waard. Terwijl die fundering eigenlijk totaal overbodig was geweest als de ondergrond, mijn vermogen me aan een voorstelling over te geven, steviger was geweest.
Het kind in onszelf
Hoe dan ook, HelloGoodbye voor een tweede keer zien beviel mij heel goed. Bij het naar binnen gaan zag ik veel mensen kijken en denken: o, dat is de man die ons in de krant heeft opgeroepen naar de KOE te gaan. Ik dacht althans dat ze dat dachten. Nu realiseer ik me dat veel van die mensen waarschijnlijk veel beter dan ik in staat waren zich over te geven aan een voorstelling.
Voor dat deel van het publiek zal het misschien een hele klus zijn geweest om jullie voorstelling bij te wonen. Voor hen was het misschien alsof er iemand besloot heel veel palen te slaan op een plek waar de grond van zichzelf al prima in staat was om een gebouw ook zonder die palen te dragen. Al dat zoeken en al die bewuste reflectie op wat het is om je iets te verbeelden, zal voor hen hebben geklonken als overbodig heiwerk.
Dat neemt niet weg dat er vast ook mensen waren die, net als ik, moeite hadden zich over te geven. Mensen die wél blij waren met jullie stijl. (Eigenlijk wilde ik ‘dat toontje’ schrijven, want voor wie die zelfreflectie niet nodig heeft, is het een toontje.) Die mensen hadden net als ik en mooie avond. Waarin tussen alle aarzelingen door zo nu en dan iets van grote schoonheid tevoorschijn kwam en standhield.
Zoals het dankwoord aan het kind in onszelf, dat tijdens de voorstelling werd uitgesproken:
Nu we, dames en heren, in een sfeer van openhartigheid zijn terechtgekomen, zou ik graag eens het kind in onszelf willen bedanken, als het kind dat we ooit waren, ik zou graag onszelf als kind danken. Want als er iets is dat zich al die jaren met grote standvastigheid in ons heeft weten te handhaven, dan is het wel dat kind. Al onze angsten, lieve mensen, zijn in feite nog steeds onze kinderangsten. Onze gevoelens, lieve mensen, in feite nog steeds onze kindergevoelens, het is een kinderleven dat we in feite nog steeds leiden: een nog steeds voortdurend verlengd kinderleven.
Er is zo weinig veranderd, onze gebaren oude gebaren, onze gezichtstrekken, de manier waarop het gevoel, het genoegen, de pijn, de sensaties bij ons naar binnen komen. Er is nooit iets veranderd in hoe we hebben gekeken. Onze blik, in hoe we staan en praten. Hoe we bukken en zitten en krabben en huilen. Ja, zelfs alles wat alsmaar moeilijker onder woorden te brengen is, was er al die tijd natuurlijk al in ons. Pas de tweede keer dat ik de voorstelling zag, kwam dat dankwoord bij mij binnen. Als een gebed haast. Een waarheid die ik al kende, maar die nog geen vorm had gekregen. Die nu onderdeel is van hoe ik denk en hoe ik mij beweeg. Alsof er een deuk uit mijn carrosserie werd geslagen. Een deuk waarvan ik mij niet bewust was. Die opeens weg was, en waardoor er ruimte ontstond. Vergis je niet. Daar ben ik jullie heel dankbaar voor. Het heeft met letterlijk gevormd.
Allemaal een andere voorstelling
De reden waarom ik heb besloten niet mee te werken aan jullie bundel heeft vooral te maken met wat er gebeurde toen de voorstelling was afgelopen. Of misschien moet ik schrijven: toen de voorstelling afgelopen had moeten zijn. Toen we na afloop nog wat dronken in de foyer van het theater.
We hadden ons samen net iets voorgesteld, en na afloop wilden we herinneringen ophalen aan wat we ons zojuist voorgesteld hadden. Vergelijkingen maken, omdat we natuurlijk allemaal een andere voorstelling hadden gezien.
Er kwamen mensen op mij af om me te bedanken dat ik hen op jullie voorstelling had geattendeerd. Mensen die net als ik drijfzand in hun hoofd hebben. Met die mensen was het leuk praten. Zeker omdat mijn vriendin en ik de voorstelling nu voor de tweede keer hadden gezien, en er weer meer in hadden ontdekt dan de eerste keer.
Natuurlijk waren er ook mensen die mij ontweken, omdat ze werkelijk niet begrepen waarom ik hen had overgehaald naar een voorstelling te gaan die gemaakt wordt door mensen die het blijkbaar nodig vinden om tijdens de voorstelling de hele tijd het idee van een voorstelling te problematiseren. Mensen die geen palen nodig hebben. Mensen met hoofdpijn van het heien.
Met hetzelfde toontje
Met ‘we’ bedoel ik trouwens de mensen die in het publiek zaten en na afloop wilden napraten. Dat jullie, de acteurs, opeens ook in de foyer verschenen, begrijp ik eigenlijk nog steeds niet. Want wat er gebeurde, en dat zul jij je ongetwijfeld ook nog wel herinneren, is dat jullie op mij afkwamen om me te bedanken voor dat stuk in de NRC.
Dat bedanken, dat je hand uitsteken en mij aankijken, dat iets tegen mij zeggen: dat deden jullie met dezelfde maniertjes en bewegingen, met dezelfde timing en – nu moet ik het woord toch gebruiken – met hetzelfde toontje als waarmee jullie jezelf in de voorstelling hadden gebruikt om die geloofwaardig te maken. Het toontje van: ‘Kijk, zo zijn we in het echt.’
Dat ‘echte’ waardeer ik in jullie voorstelling heel erg, omdat jullie er de ruimte mee vrijmaken die nodig is om iets te verbeelden. Jullie gebruiken dat echte om iets onechts echter te laten lijken. Op het podium werk het heel goed. Dat is het geaarzel waar ik aan hecht: het overbewuste dat voor mij als toeschouwer nodig is om me over te geven, om mijn eigen overbewustzijn tot rust te brengen.
Maar omdat jullie jezelf al echt op het podium hadden laten zien, voelde het in de foyer helemaal niet echt. Het was alsof ik de hand stond te schudden van iemand die ‘er maar niet mee op kan houden’. Die ergens mee doorgaat terwijl het al lang afgelopen was. Terwijl het al lang afgelopen had moeten zijn.
Alsof Pierre Bokma na een voorstelling waarin hij een Limburger speelt, ook in de foyer nog steeds met een Limburg accent praat. Dat echte van jullie kreeg opeens iets naars. Iets onechts.
Peter met dat heel fysieke van hem. De manier waarop hij mij aankeek toen hij me begroette. Dat net iets te alomvattend mijn hand vasthouden en net iets te diep in mijn ogen kijken. Alsof hij wilde laten merken dat hij in het echt ook echt echt was.
Natalie, met dat vertraagde van haar. Die manier van net achter haar eigen beweging aan bewegen. Wat op het podium heel echt overkomt, omdat ze ongetwijfeld echt zo is. Maar in het echt was het mij te echt.
En Willem met dat lange van hem. Die hand die zo ver vooruit gestoken werd. Dat hoofd dat er als het ware achteraan komt. Die zoekende blik van iemand die net ergens binnen komt waar hij nog nooit eerder was. Die opgetrokken wenkbrauwen.
Echt?
Ik begrijp dat dat voor jullie allemaal heel echt en normaal voelt. Dat is hoe jullie in het echt zijn. Dat jullie niet anders kunnen. Maar als je dat op het podium ook al doet, is het natuurlijk naast het podium opeens een stuk minder echt dan het in het echt zou zijn, als je het alleen in het echt zou doen.
Om eerlijk te zijn dacht ik dat jullie een grap maakten, door daar zo als jezelf te verschijnen. Dat het een performance was. Een toegift misschien. Helaas, ik vergiste me. Want waar een performance of een toegift op een goed moment ook weer stopte, hielden jullie niet op. Dat was een vergissing.
Je kan niet op het podium proberen ‘echt’ te zijn en dan daarna in het echt ook ‘echt’ zijn. Want dat is dan niet meer echt. In elk geval komt het niet heel echt meer over, kan ik jullie vertellen. Het komt een beetje overdreven over.
Je kunt de vierde wand op het toneel opheffen, maar dan heb je altijd nog de eerste, tweede en derde wand. In de foyer waren die andere drie wanden ook weg. Het was een beetje alsof jullie jezelf daar stonden na te doen.
Kijk, ik begrijp heel goed dat jullie echt bestaan. Dat is iets waar we allemaal niet aan ontkomen. Ik snap ook dat het heel knap is dat jullie dat echte ook toelaten op het podium. Zoals gezegd bewonder ik dat zelfs. Maar geloof me: in de foyer werkt dat echte echt niet meer. Echt niet. Je moet ook weten wanneer je ermee ophoudt.
Verpeste goocheltruc Het gevolg was eigenlijk dat jullie, toen jullie mij daar stonden te bedanken, als jullie zelf, dat jullie toen iets kapot hebben gemaakt. Alsof jullie alles opeens te geloofwaardig maakten. En als iets te geloofwaardig is, dan verliest het haar geloofwaardigheid. Het werd me te virtuoos. Het ging mij tegenstaan.
Door daar in de foyer als jullie zelf te verschijnen, hebben jullie iets laten zien dat ik niet meer níet kan zien. Eerst dacht ik dat het was alsof jullie een goocheltruc hadden verpest door te laten zien hoe die in zijn werk gaat.
Maar dat is het niet. Jullie hebben daar in de foyer de goocheltruc verpest door hem opnieuw te laten zien buiten de voorstelling om, toen niemand erop zat te wachten, toen we met rust gelaten wilden worden met onze herinnering aan de goocheltruc. De herinnering die altijd beter en mooier is dan de truc zelf.
Door de goocheltruc ook buiten de zaal te blijven opvoeren, werd hij onderdeel van dat waarvan we zijn gaan geloven dat het normaal is. Onderdeel van de wereld die welliswaar vol illusies zit. Maar illusies waarvan we, om onszelf te beschermen tegen de waanzin, zijn gaan geloven dat ze echt zijn.
Eerlijk gezegd begrijp ik niet waarom jullie überhaupt nog de behoefte voelen om naast het podium jezelf te zijn, als het je zo goed lukt om op het podium jezelf te zijn. Je zou denken dat jullie jezelf niet meer nodig hebben naast het podium. Waarom zou je, als het je is gelukt de oorlog te ontvluchten, terugkeren naar de oorlog?
Voor mij is de truc door die ontmoeting achteraf uitgewerkt. Of misschien moet ik zeggen: de truc is daardoor opgehouden op te houden. En als een truc niet ophoudt, wordt hij onderdeel van de werkelijkheid. En als hij onderdeel is van de werkelijkheid, waarom zou je er dan nog voor naar het theater gaan?
Dus nee, ik denk niet dat ik jullie kan helpen door iets leuks of zinnigs te schrijven over wat jullie doen en maken – simpelweg omdat ik niet weet tot welke versie van jullie ik mij zou moeten richten.
Met vriendelijke groet,
Micha Wertheim
Deze voorpublicatie verscheen eerder in Rekto:verso, dat bij ons in huis gratis af te halen is.
Houd mij op de hoogte
Ontvang onze tweewekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van onze activiteiten.