Bestaat er een sensuelere soort literatuur dan de theatertekst? Op het toneel gaan de woorden dagelijks over de lippen, de toneeltekst maakt nog steeds die overgang tussen schrijven en spreken, tussen orale traditie en schrift: altijd weer die overgang, als een fascinerend soort van perpetuum mobile.
Het gaat over de tong. Over de lippen. Stem krijgen. En met die stem, een lichaam. Een adem. Het gaat dus wezenlijk over het leven. Dat alles maakt van het toneelschrijven wellicht de mooiste vorm van schrijven die er bestaat. Omdat het gaat over fysiek samenzijn en over wat we dan samen kunnen delen. Samenleven, à bout de souffle.
Ik heb, denk ik, het meest over toneelschrijven geleerd door met acteurs te werken. Een romanschrijver krijgt van de uitgeverij een redacteur toegewezen. Eéntje. Een toneelschrijver krijgt evenveel redacteurs als hij personages heeft. Waarom zeg ik dit zo? Waarom kan het niet zo? Een acteur die eerst weken aan het blokken moet en vervolgens maandenlang, avond na avond, zijn personage moet verdedigen op het toneel voor honderden toeschouwers, die wil dat zijn tekst juist zit. Dat hij erop kan vertrouwen. Dat hij alvast dààrmee niet door de mand valt. En ook al moet je als toneelschrijver je werk soms bitter verdedigen tegen het spelersgeweld: je tekst wordt er altijd beter door.
Nochtans wordt de toneelschrijverij het vaakst beoefend vanachter een eenzaam bureautje. Veel netwerken met vakbroeders komt daar niet aan te pas. Hoe ga ik die spelers nu toch het best te lijf? Het uitwisselen van best practices, of het bezweren van gezamenlijke angsten. Niets daarvan. Je staat er evengoed alleen voor.
Daarom doet het altijd zo’n deugd als je wel collega-toneelschrijvers kan ontmoeten. Met elkaar in gesprek kan gaan. Ikzelf had voor het eerst zo’n aha-Erlebnis toen ik in 2010 werd uitgenodigd door de Duitse dramaturg Jörg Vorhaben om in Oldenburg samen met een paar vakbroeders over de theatertekst in de Lage Landen te komen praten. Hè? Zat daar dan iemand op te wachten? Die Duitsers dus schijnbaar wel. Toen ik een paar jaar later werd uitgenodigd voor de Heidelberger Stückemarkt en voor het DramatikerInnenFestival in Graz wist ik: dit missen we. In het hele Nederlandse taalgebied bestaat niet zo’n festival dat de theatertekst centraal zet. Waar je als toneelschrijver rechtstreeks in gesprek kan met je publiek, je collega’s en de theatermakers die je werk zullen gaan spelen.
Ik besloot mijn eigen theaterhuis Het nieuwstedelijk in Leuven schaamteloos te misbruiken om zelf zo’n festival in mekaar te boksen. Shakespeare is dead was geboren. In februari 2022 nodigden we tientallen toneelschrijvers uit de hele wereld uit, om in Leuven over hun teksten te komen praten, die samen te lezen en er feedback op te geven. En het beste van al: het idee werkte zo aanstekelijk, dat er nu meteen al een Amsterdamse versie aankomt. Zo wisselt Shakespeare is dead voortaan af, tussen Vlaanderen en Nederland.
Toneelschrijven is een vak. Omdat er nu eenmaal een heel groot verschil is tussen een tekst die alleen maar gelezen hoeft te worden, en een tekst die gesproken en gehoord moet worden. Belichaamd. Geleefd. Gezwegen ook.
Daar heb je dus toneelschrijvers voor nodig. Toneelspelers. En een publiek. Dat dezelfde adem ademt.