De geschiedenis van de Brakke Grond

Van klooster naar herberg. Van veilinghuis naar feestzaal. Van theater naar Vlaams Cultuurhuis. Deze plek heeft een bewogen geschiedenis. Op deze pagina lees je er alles over.

Deze korte geschiedenis is geschreven door Bas van Lier en gebaseerd op bronnen uit het Stadsarchief van Amsterdam, historische kranten via Delpher.nl en het boek 'Van Brakke Grond tot Vlaams Cultureel Centrum' van Hugo Rau, Willem Elias en Els Stubbe. 

Verdere bronnen zijn:

  • Dirk van Assche, ‘Het Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond’, in: Ons Erfdeel, jrg 37, p. 139.
  • ‘Van De Brakke Grond tot Deburen, de lange weg van Amsterdam tot Brussel’, in: Ons Erfdeel, 2009/1
  • Marten Heida, ‘Een Vlaamse ambassade in Amsterdam’, in: Nederlands Dagblad, 4 februari 1981, p. 8
  • Leonie Groen, ‘Een stukje Vlaanderen in Olland’ in: Haarlems Dagblad, 24 maart 2013
  • Beleidsplannen DBG
  • Boekman 67, Vlaanderen in Nederland, zomer 2006
  • Over Margrietenklooster


Sint Margarethaconvent

Waar nu Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond staat, aan de Nes in Amsterdam,  liepen zes eeuwen geleden alleen wat schapen en ganzen op een aangeslibd stuk moerasland, een ‘nesse’ in Middelnederlands. In 1406 besloten enkele vrouwen op deze plek een klooster te stichten dat de naam Sint Margaretha kreeg. De bijbehorende kapel werd in 1419 ingewijd. 

Het Margrietenklooster, zoals het Sint Margarethaconvent ook werd genoemd, was van de Derde Orde der Franciscanen en aangesloten bij het kapittel van Utrecht. Het kloostercomplex werd gaandeweg uitgebreid en besloeg uiteindelijk het hele gebied tussen Nes, Enge Lombardsteeg, Oudezijds Voorburgwal en Sint Pieterhalsteeg.

In 1473 telde het klooster 41 nonnen. De kloosterzusters brouwden bier en maakten mosterd, wat ze een grote rijkdom verschafte. Het klooster bezat een eigen handschriftenverzameling en panden en grond in de hele stad en ook in Alkmaar, Bodegraven en Utrecht.

Beeldenstorm

Tijdens de Beeldenstorm van 1566 moesten de nonnen hun in de loop van de jaren vergaarde rijkdommen in veiligheid brengen. Tien jaar later was het klooster verplicht zijn eigendommen in te leveren bij het inmiddels merendeels protestantse stadsbestuur. Ter ‘bescherming’ van de bewoonsters namen schutters en soldaten hun intrek in het klooster. In 1579 werden de kloosterklokken weggenomen en in de jaren daarna werd het klooster verder ontmanteld tot het in 1595 door de stad werd verkocht. De kloosterkerk werd in gebruik genomen als vleeshal, terwijl de zolder een cultureel-wetenschappelijk brandpunt in de stad vormde.

De overgebleven nonnen moesten al hun bezittingen opgeven en kregen van het stadsbestuur een toelage om niet geheel te verkommeren. Ondertussen telde de stad als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog steeds meer Vlaamse vluchtelingen. Zij bewoonden delen van het klooster en vanaf 1585 voerden zij, verenigd in de rederijkerskamer ’t Wit Lavendel, op de zolder van de kapel rederijkersspelen op.

Een tweede rederijkerskamer, De Egelantier, gaf hier ook voorstellingen, waaronder in 1616 Moortje van Bredero, die in 1585 naast het voormalig klooster was geboren.

Dezelfde kerkzolder deed vanaf 1578 dienst als ontleed- en gildekamer der chirurgijns, waar de voorlopers van Nicolaas Tulp, Maarten Coster en Sebastiaan Egbertsz, anatomielessen gaven. In 1619 werden deze verplaatst naar de Waag.

Begin zeventiende eeuw werd de zolder ook nog gebruikt voor schermlessen van de Antwerpse schermgrootmeester Gerard Thibault, die prins Maurits, prins Frederik Hendrik, koning Lodewijk XIII van Frankrijk, Bredero en vele andere prominenten tot zijn leerlingen mocht rekenen.

De Bracke Gront

Op de plek van de huidige Brakke Grond verrees rond 1625 een herberg met de naam ‘De Bracke Gront’, vernoemd naar het gedeelte van de Nes dat destijds nog uitzag op de Amstel. Vanaf 1648 werden in deze herberg regelmatig veilingen gehouden, van onder meer tabak, thee en koffie die werden aangevoerd door de Verenigde Oostindische Compagnie en later de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Ook vastgoed en antiek kwamen in De Brakke Grond. De oude kloosterkerk werd in 1779 afgebroken, waardoor het Nespleintje ontstond, dat er nog steeds is voor de deur van het Vlaams Cultuurhuis.

Een acte uit 1653 vermeldt dat in november van dat jaar twee vertegenwoordigers van Rembrandt van Rijn en diens buurman, de koopman Daniël de Pinto, in De Brakke Grond een geschil tussen de beroemde buurmannen bespraken. In de Jodenbreestraat huurde tabakshandelaar De Pinto een kelder onder het huis van Rembrandt, waarover onenigheid was ontstaan. 
 

Thee en tabak

Eind negentiende eeuw werd het veilinghuis grondig verbouwd. In de Brakke Grond werden vooral tabak, specerijen, kina, thee en kunst geveild. Het veilinghuis beschikte over een eigen drukkerij en in het gebouw waren zo’n twintig bedrijven gevestigd.  

Rond 1900 stond bijna de hele Nes in het teken van de tabakshandel. De oude dans- en nachtclubs die de straat jarenlang hadden gedomineerd, waren gesloten om ruimte te maken voor de tabak. Deze werd gemonsterd in de Groene Zaal van de Brakke Grond, op de plaats van de huidige expositiezaal. De Rode Zaal werd vooral gebruikt voor de veilingen van specerijen, kina en thee en werd later een theaterzaal.

Feestzaal

In 1927 nam Pierre H.J. Liebregs het complex over dat hij begon te exploiteren als feestzaal. De veilingen bleven bestaan, maar in de Brakke Grond waren ook steeds meer toneel- en muziekvoorstellingen ‘met bal na’ te beleven en er werden danslessen gegeven. Liebregs verhuurde de zalen ook voor feesten en  jaarvergaderingen. Deze dubbelfunctie van veiling- en feestzaal behield de Brakke Grond tot ongeveer 1960.

De Tweede Wereldoorlog deed de veilingen wegens gebrek aan aanvoer instorten. Een Duitsgezinde firma, die de Groene Zaal had gevorderd, veilde er wel geconfisqueerd joods bezit. De Duitsers wisten niet dat tegelijkertijd in de Rode Zaal onderduikers waren ondergebracht.

Een jaar na de Tweede Wereldoorlog kwamen de aanvoer en daarmee de veilingen van thee en tabak weer op gang. In 1954 en 1955 koos de zonderlinge sekte van Lou de Palingboer het gebouw uit voor haar bijeenkomsten. Ook vonden stakende havenwerkers, stratenmakers en tramconducteurs er een plek voor hun onstuimige vergaderingen.

De veilingen werden gaandeweg steeds minder tot het gebouw zijn functie helemaal verloor.

Theaterunie

In 1962 werd het in onbruik geraakte pand ontdekt door de experimentele Toneelgroep Studio. Voortbouwend op de activiteiten van deze toneelgroep werd in 1971 met steun van de gemeente de Theaterunie opgericht die eigentijds toneel programmeerde.

Terwijl allerlei nieuwe bestemmingen voor de Brakke Grond de revue passeerden, besloten Nederland en Vlaanderen in 1974 een Taalunieverdrag uit te werken en een cultureel huis op te richten in elkaars hoofdstad. Al snel kwam voor het Vlaamse cultuurhuis in Amsterdam het inmiddels leegstaande Brakke Grond-complex in beeld.

De Amsterdamse architect Arthur Staal kreeg de opdracht om het inmiddels gekraakte pand te herbouwen. Op 13 november 1978 werd daarvoor de eerste funderingspaal de grond in geslagen en werd een steen onthuld met een fragment uit een gedicht van Marnix van Sint Aldegonde, de laatste burgemeester van Antwerpen voor de herovering van die stad door de Spanjaarden in 1585. De tekst onderstreept de verbondenheid van twintig miljoen Nederlandstaligen in Noord en Zuid: ‘Hoe cond ick U mijn broeders oyt vergeten daar wij toch zijn in eenen strock geplant.’

Het zou om uiteenlopende redenen tot 2004 duren tot in Brussel een binationaal Vlaams-Nederlands cultuurhuis onder de naam deBuren de deuren zou openen.

Vlaams Cultureel Centrum

Het Vlaams Cultureel Centrum de Brakke Grond opende op 23 mei 1981 de deuren. Het centrum beschikte over een toneelzaal, een expositieruimte, een bibliotheek en een café-restaurant. Het had als doel de Vlaams-Nederlandse samenwerking te bevorderen, de Vlaamse culturele identiteit te profileren en kunst en cultuur uit Vlaanderen een podium te geven in Amsterdam, als springplank naar andere locaties in Nederland. Of, zoals directeur Leen Laconte het in 2006 omschreef: ‘Doordringen op de markt was het doel, professionele programmatoren en opiniemakers een representatieve staalkaart laten zien, was de strategie.’ 

De opening van het Vlaams Cultureel Centrum (VCC) bleef niet onopgemerkt. Vlaamse kunstenaars protesteerden op het plein voor de deur luidruchtig tegen wat zij beschouwden als een geldverslindend prestigeproject – ‘de grootse Belgenmop ooit’ –, terwijl de economie en de cultuursector in Vlaanderen een ernstige crisis doormaakten. De Nederlandse minister van Cultuur Til Gardeniers stond een kwartier lang in de verdrukking tussen de demonstranten en een dichte deur van het VCC. Later zei de Belgische minister Rika De Backer (Nederlandse gemeenschapszaken) de ‘bekommernis’ van de critici te delen. VCC-directeur Paul de Broe begreep hen minder goed. De Walen hebben al twee jaar een veel duurder centrum in Parijs, zei hij tegen Het Vrije Volk en voegde toe: ‘Mogen wij ook eens wat?’ 
Dat de Brakke Grond vooral een politiek instrument was, bleek ook een jaar later, toen De Broe alweer het veld moest ruimen, met achterlating van een administratieve chaos. Dat hij van dezelfde Christelijke Volkspartij was als de inmiddels door de liberaal Karel Pooma vervangen Rika De Backer hielp hem niet. Bij de installatie van zijn opvolger Walter Lerouge bleven de twaalf personeelsleden demonstratief afwezig. Zij hadden al maanden geen salaris ontvangen. Lerouge wist in de jaren erna de rust terug te brengen.

De Vlaamse golf

In de beginjaren was de eigen programmering van het Vlaams Cultureel Centrum (VCC) nog bescheiden: tweederde van de programmering in de Rode Zaal was in handen van de Theaterunie die ook theater Frascati verderop in de Nes programmeerde. Het grote publiek leerde De Brakke Grond in 1982 en van 1986-1990 vooral kennen van het televisieprogramma ‘Sonja’ met Sonja Barend. De Standaard schreef bij het vijfjarig bestaan van het VCC nog: ‘De Brakke Grond is in het belang van de Vlaamse Gemeenschap geen nuttige instelling’. Maar in de tweede helft van de jaren tachtig maakte Nederland kennis met een ‘Vlaamse golf’ van theatermakers, waar de Brakke Grond niet alleen aan meewerkte, maar ook van profiteerde.

Vlaamse gezelschappen die in de vroege jaren tachtig de Brakke Grond bespeelden waren onder meer Toneelgezelschap Ivonne Lex, theatergroep Arena, Raamtheater, Het Speeltheater, Bent en het Mechels Miniatuur Teater. Exposities toonden in die jaren jonge Vlaamse schilders, Vlaamse meubelontwerpen of Vlaanderen in oude kaarten.

In de tweede helft van de jaren tachtig luidden voorstellingen van de Blauwe Maandag Compagnie van Guy Joosten en Luk Perceval in de Brakke Grond de komst van veel meer Vlaamse theatermakers naar Nederland in. Onder hen Ivo van Hove, Dirk Tanghe, Jan Lauwers, Lucas Vandervost, Jan Decorte, Jan Fabre en Guy Cassiers.

Zij brachten acteurs als Warre Borgmans, Jan Decleir, Els Dottermans, Chris Nietveld, Lieneke Le Roux, Pjeroo Roobjee, Dries Wieme, Ilse Uitterlinden, Johan Van Assche, Katelijne Damen en Vic De Wachter mee.

Integratie

Onder de nieuwe directeur Guido Vereecke, die in 1989 werd aangesteld, begon de Brakke Grond aan invloed te winnen. Bij decreet van de Vlaamse overheid kreeg het centrum in 1992 de aangescherpte opdracht om de culturele integratie van de Vlaamse Gemeenschap met Nederland te bevorderen via de promotie van Vlaamse culturele uitingen. Het programma van voorstellingen, exposities, debatten en lezingen groeide allengs in betekenis. 

In de jaren negentig toonde de Brakke Grond naast werk van gevestigde Vlaamse kunstenaars als Hugo Duchateau, José Vermeersch, Jan Cobbaert, Willy van Gompel en Marc Luyten ook nieuw talent onder wie Ingrid Castelein, Jef Snauwaert, Gaston Demey en Luc Hoenraet. In een Vlaams-Nederlandse dialogenreeks werden mensen als Jan Hoet en Rudi Fuchs bij elkaar gebracht en het VCC had ook groot succes met de organisatie van wandelingen door Vlaams Amsterdam.

De theaterprogrammering was destijds nog steeds in handen van de Theaterunie. Na het vertrek van Hans Man in ’t Veld in 1990, was Joost Sternheim daar de artistiek leider van. Toen die twee jaar later overleed nam Nan van Houte zijn plaats in. De programmering gebeurde in nauw overleg met het VCC, zodat Vlaamse gezelschappen als De Blauwe Maandag Compagnie, De Tijd en De Korre zowel in de Rode Zaal van de Brakke Grond als in Frascati waren te zien.     
 

Spreiding

Maar echt prikkelend werd de programmering nadat die eind jaren negentig ter hand werd genomen door Michel Price en zijn medewerker Piet Menu. Met bijvoorbeeld het performancefestival Something Raw, dat internationaal aanzien verwierf, gaven zij de Brakke Grond een eigen profiel. Het VCC had ondertussen alweer een nieuwe opdracht gekregen van de Vlaamse overheid. Vanaf 1999 moest het beleid zich meer gaan richten op spreiding van Vlaamse kunst en cultuur over heel Nederland door deze met name onder de aandacht te brengen van intermediairs.

Vanaf 2002 kreeg de Brakke Grond meer eigen beleidsruimte nadat het was omgevormd van een Vlaamse overheidsinstelling tot een zelfstandige stichting naar Nederlands recht met een binationale raad van bestuur. Leen Laconte, die in 2004 Vereecke opvolgde als directeur, stelde twee jaar later bij het 25-jarig bestaan vast dat de Brakke Grond als stichting een spilfunctie vormde in de Vlaams-Nederlandse culturele betrekkingen.

‘Al was het huis ooit erg omstreden, het ontpopte zich de laatste jaren als een belangrijk steunpunt voor Vlaamse artiesten die hun weg zoeken in het Nederlandse bestel’, constateerde De Morgen in 2006 naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van wat intussen het Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond was gaan heten.

Directeur Laconte richtte op dat moment de blik al verder en stuurde aan op grensoverschrijdende samenwerking. Ze schreef: ‘Vanuit het bilaterale karakter van onze werking kunnen we de opstap naar Europa en de wereld vergemakkelijken.’ Verstrengeling van de artistieke en culturele middenvelden van twee gemeenschappen leidt tot grotere internationale relevantie en groei van kunst en cultuur in beide gemeenschappen, was de gedachte.

Zelfverzekerd kunstenpodium

Laconte liet de zelfstandige Brakke Grond uitgroeien tot een meer zelfverzekerd en multidisciplinair kunsthuis, dat zij internationaal op de kaart zette door onder meer samenwerking aan te gaan met organisaties als het IDFA, de Rietveld Academie en Kunstvlaai. In 2011, bij het zesde lustrum van het Vlaams Cultuurhuis, stelde artistiek directeur Chris Keulemans van de Tolhuistuin dat de Brakke Grond was uitgegroeid tot het interessantste kunstenpodium van de stad Amsterdam. Het publiek was navenant toegenomen en ook meer divers en jonger geworden.

Bij haar vertrek in 2011 zei Laconte tegen BAMart: 'Internationale samenwerking is zoveel meer dan export stimuleren. En geloof me: geen terugverdieneffect zonder wederzijdsheid. Het is enkel met goed overwogen generositeit dat je ook voor jezelf stappen vooruit zet. Enkel je eigen agenda opleggen, zelfs al bestaat die hoofdzakelijk uit toptalent of artistieke excellentie, valt in onvruchtbare aarde als je niet eerst ploegt en bemest. Het is vanuit gedeeld belang dat we moeten kunnen werken, het zijn partnerschappen die de toekomst zullen maken.' 
 

Brug tussen Nederland en Vlaanderen

Piet Menu, die in 2007 de Brakke Grond had verlaten om directeur van theaterwerkplaats Het Huis van Bourgondië in Maastricht te worden, keerde in 2012 terug naar Amsterdam. Als nieuwe directeur van de Brakke Grond werd hij vrijwel direct geconfronteerd met een dreigende opheffing van het instituut. Die sluiting werd in 2013 afgewend toen de Vlaamse overheid besloot de subsidie toch voort te zetten. De Brakke Grond koerste aan op een verbreding van disciplines met onder andere mode en design. Ook streefde Menu naar meer samenwerking tussen Vlaamse en Nederlandse organisaties, waarbij het Vlaams Cultuurhuis vaker als coproducent ging optreden. Een voorbeeld is Grensverkeer, een samenwerking met Festival Cement en het Vlaamse deBuren, ter ondersteuning van jong talent. De nieuwe koers zorgde voor een verdubbeling van het publiek en grotere zichtbaarheid via digitale media.

Menu zette ook een verbouwing in gang van het pand dat ernstig aan vernieuwing toe was. Toen het gebouw op 17 april 2015 weer open ging voor het publiek werd vastgesteld dat De Brakke Grond in ruim 30 jaar was geëvolueerd van louter een podium voor Vlaamse kunstenaars in Amsterdam tot een platform waar Nederlandse en Vlaamse kunstenaars samenkomen, samen werken en ideeën uitwisselen. Mieke Renders, die op 1 september 2015 Menu opvolgde, was van zins die brug tussen de Vlaamse en Nederlandse cultuur verder uit te bouwen. Renders verliet de Brakke Grond in 2016. Bart Govaert is sinds oktober 2017 de directeur van de Brakke Grond.


Deze korte geschiedenis is geschreven door Bas van Lier en onder meer gebaseerd op bronnen uit het Stadsarchief van Amsterdam, historische kranten via Delpher.nl en het boek Van Brakke Grond tot Vlaams Cultureel Centrum van Willem Elias, en Hugo Rau.